Van onze advocaat aandeelhouder. Het Gerechtshof Amsterdam heeft enige tijd geleden uitspraak gedaan over de vraag of sprake was van wanbeleid in een onderneming.

H Detacheringen heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van W&F en dat gelet op de toestand van de vennootschap onmiddellijke voorzieningen dienen te worden getroffen.

Ter toelichting heeft H Detacheringen – kort samengevat – het volgende naar voren gebracht.

Als enig bestuurder van W&F handelt D in strijd met de beginselen van verantwoord ondernemerschap door via de rekening-courantverhouding tussen W&F en G structureel vrijwel alle beschikbare liquiditeiten aan W&F te onttrekken, zonder dat daartoe aflossingsverplichtingen zijn overeengekomen of afdoende zekerheden zijn gesteld.

D heeft de vordering op de aan hem gelieerde, noodlijdende vennootschap G in korte tijd verder laten oplopen tot een onaanvaardbaar hoog bedrag (de vordering in rekening-courant is opgelopen van ca. € 375.000 per eind 2014, € 492.000 per eind 2015, € 661.510 per eind 2016 tot € 943.920 per 1 oktober 2017).

De ‘borgstelling’ van 23 maart 2016 is niet rechtsgeldig. Ondanks meerdere toezeggingen laat D na voor een rechtsgeldige akte van borgstelling ter zekerstelling van de rekening-courant vordering zorg te dragen. Een vrijwillige terugbetaling valt niet te verwachten nu D zowel enig bestuurder is van W&F als van G en G een aanzienlijk negatief eigen vermogen heeft.

Als gevolg van deze onttrekkingen kampt W&F met liquiditeitsproblemen waardoor onder meer het vastgestelde dividend over 2015 niet kan worden uitgekeerd en salarissen niet tijdig betaald kunnen worden, terwijl W&F een goedlopende onderneming is met een positieve cashflow. W&F heeft nu zelfs geld moeten lenen bij een derde om aan haar eigen verplichtingen te kunnen voldoen.

Voorts veroorzaakt D onrust bij klanten door hen te confronteren met onvolkomenheden in de administratie. De persoonlijke verhouding tussen D en E is inmiddels aanzienlijk verslechterd en er is geen sprake meer van een werkbare situatie. Op aandeelhoudersniveau is sprake van een impasse, ten gevolge waarvan de jaarrekening 2016 niet kan worden vastgesteld. Ook onder het personeel heerst onrust. In het belang van W&F dienen de verhoudingen binnen de vennootschap, waaronder de omvang en voorwaarden van de rekening-courantverhouding, te worden genormaliseerd alvorens tot enigerlei ontvlechting te kunnen komen.

C c.s. hebben verweer gevoerd tegen de stellingen van H Detacheringen en daar tegen over – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat het op zichzelf juist is dat W&F een aanzienlijke vordering op G heeft, maar dat van liquiditeitsproblemen bij W&F geen sprake is.

Ter zitting heeft D toegezegd zo spoedig mogelijk voor een adequate borgstelling zorg te dragen. Dat het in 2017 incidenteel is voorgekomen dat enkele gedetacheerde medewerkers hun salaris later dan gebruikelijk ontvingen had technische redenen. In december 2017 hebben C c.s. bij enkele klanten van W&F onregelmatigheden geconstateerd in de urenadministratie. E is als commercieel manager eindverantwoordelijk voor het onderhouden van de klantrelaties en het maken van correcte (registratie)afspraken met klanten. Hij was ervan op de hoogte dat sommige klanten de werktijden en verloning van door W&F gedetacheerde medewerkers op onjuiste wijze registreerden, maar heeft niet, althans onvoldoende ingegrepen, aldus de advocaat van C c.s.

Daarmee heeft E W&F blootgesteld aan onacceptabele risico’s, waaronder de mogelijkheid door de Inspectie SZW of gedetacheerde medewerkers te worden aangesproken op grond van overtreding van regelgeving op het gebied van arbeidstijden en beloning. Het noodzakelijke onderzoek heeft tot een vertraging in de facturatie over december 2017 en januari 2018 geleid en de liquiditeitspositie van W&F tijdelijk onder druk gezet. De verschillende visies op de wijze van ontvlechting en het herstel van de onregelmatigheden in de urenadministratie hebben geleid tot vertraging van de ontvlechtingsonderhandelingen, maar die gesprekken kunnen nu weer gecontinueerd worden, aldus nog steeds de advocaat van C c.s.

Wanbeleid? Verantwoord ondernemerschap? Liquiditeit van de onderneming. Impasse? Voorlopige voorziening.

De rechter oordeelt als volgt.

Met betrekking tot het genoemde gemeenschappelijke verzoek overweegt de Ondernemingskamer als volgt. De Ondernemingskamer is van oordeel dat reeds het jarenlang oplopen van de rekening-courantvordering van W&F op G en de huidige omvang daarvan, zonder adequate zekerheidstelling en zonder enig uitzicht op terugbetaling een grond is voor twijfel aan een juist beleid van W&F.

In de jaren 2015, 2016 en 2017 heeft de bestuurder jaarlijks honderdduizenden euro’s liquiditeit van W&F naar het aan hem gelieerde G laten vloeien, zonder dat van enig reëel belang voor W&F gebleken is. Ter zitting heeft D beaamd dat G niet bij machte is de vordering af te lossen en dat W&F in 2017 – ondanks haar eigen goede resultaten – geld heeft moeten lenen bij een derde om haar verplichtingen na te kunnen komen.

Voorts is naar het voorlopig oordeel van de Ondernemingskamer de verhouding tussen E enerzijds en D en F anderzijds dusdanig verstoord dat de algemene vergadering thans niet meer naar behoren functioneert; zo is zij niet in staat gebleken de jaarrekening 2016 vast te stellen, ondanks het feit dat partijen ter zitting hebben verklaard het over de inhoud ervan eens te zijn. Onder genoemde omstandigheden onderschrijft de Ondernemingskamer de opvatting van partijen dat het belang van W&F vergt dat onmiddellijke voorzieningen als door partijen gezamenlijk verzocht worden getroffen.

Zoals ter zitting met partijen is besproken heeft, gelet op de huidige financiële situatie van W&F, het treffen van noodzakelijke maatregelen ten aanzien van de rekening-courantvordering van W&F op G de hoogste prioriteit en zal de juiste administratie van de door de uitzendkrachten gewerkte uren moeten worden gewaarborgd.

Nu tussen de aandeelhouders materieel overeenstemming bestaat over de jaarrekening 2016, kan de tijdelijk bestuurder het ertoe leiden dat deze op korte termijn alsnog wordt vastgesteld. De Ondernemingskamer zal daartoe een tijdelijk bestuurder benoemen van W&F onder gelijktijdige schorsing van D als bestuurder van W&F.

De te benoemen bestuurder mag het bovendien tot zijn taak rekenen een minnelijke regeling tussen partijen te beproeven ten aanzien van de door hen beoogde ontvlechting.

De Ondernemingskamer zal iedere verdere beslissing vooralsnog pro forma met tien weken aanhouden opdat kan worden bezien of reeds door de te treffen onmiddellijke voorzieningen een oplossing van het geschil kan worden bereikt.

De Ondernemingskamer zal partijen na afloop van die periode in de gelegenheid stellen zich uit te laten over een eventuele nadere aanhouding dan wel voortzetting van de procedure, waarna de Ondernemingskamer zal beslissen over het verdere verloop van de procedure, waaronder de beslissing op het enquêteverzoek.

Ieder der partijen of de door de Ondernemingskamer benoemde bestuurder kan voorts op elk moment de Ondernemingskamer verzoeken alsnog te beslissen op het enquêteverzoek.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag over het ondernemingsrecht, over bestuurders en aandeelhouders in een vennootschap, over de geschillenregeling, over wanbeleid binnen een onderneming of over de schorsing van bestuurders en de mogelijkheden van een voorlopige voorziening, belt u dan gerust onze advocaat aandeelhouder op 020-3980150.