De Ondernemingskamer bij het Gerechtshof Amsterdam heeft op 30 april 2019 uitspraak gedaan in een aandeelhoudersgeschil over de waardering van aandelen bij de uitstoting van een aandeelhouder.

Het betoog van de advocaat van de aandeelhouder komt, kort gezegd, op het volgende neer.

In de uitstootprocedure is de vennootschap geen partij, partijen zijn de aandeelhouders.

Voor partijen geldt het bepaalde in artikel 198 Rv, voor de vennootschap het bepaalde in de artikelen 2:351 en 2:352 BW (die mede betrekking hebben op de informatieverstrekking aan de onderzoeker in het kader van de enquêteprocedure), die in artikel 2:339 lid 1 BW van overeenkomstige toepassing zijn verklaard op de uitstootprocedure.

Uitstoting van een aandeelhouder. Uitstootprocedure. Waardering van aandelen. Informatieverstrekking. Deskundigenbericht.

De rechter oordeelt als volgt.

Indien in het kader van de uitstootprocedure de vordering tot uitstoting toewijsbaar is en vervolgens een prijs moet worden bepaald, benoemt de rechter op de voet van artikel 2:339 BW een of meer deskundigen die daarover een schriftelijk bericht moeten uitbrengen.

De regels die gelden voor het reguliere deskundigenbericht in civiele zaken (artikelen 194 tot en met 199 Rv) zijn voor het overige van toepassing verklaard.

Hieronder valt artikel 198 Rv, dat partijen verplicht informatie die zij aan de deskundige verstrekken ook in afschrift aan de wederpartij te verstrekken (lid 2) en dat de verplichting voor partijen bevat aan het onderzoek mee te werken (lid 3).

Daarnaast zijn de artikelen 2:351 en 352 BW van overeenkomstige toepassing verklaard. In artikel 2:351 lid 1 BW wordt de onderzoeker in een enquêteprocedure de bevoegdheid gegeven de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de rechtspersoon te raadplegen en worden de (voormalige) bestuurders, commissarissen en werknemers verplicht alle voor het onderzoek noodzakelijke inlichtingen te verschaffen. Genoemde artikelen in Rv en BW bevatten derhalve regels over de wijze waarop en de (rechts)personen van wie informatie wordt verkregen en hoe daarmee moet worden omgegaan.

Waar het gaat om de waardering van aandelen van een vennootschap zal het in het algemeen de vennootschap zijn die beschikt over de daarvoor relevante gegevens en is het ook de vennootschap die die gegevens uit haar administratie aan de deskundige ter beschikking zal moeten stellen.

Dat ook een aandeelhouder over die gegevens beschikt, kan (behoudens waar het gaat om gegevens waarop hij uit hoofde van zijn positie aanspraak heeft) in zijn algemeenheid niet worden aangenomen.

Dat geldt ook als de (indirect) aandeelhouder tevens bestuurder van de vennootschap is; hij beschikt in dat geval over die gegevens in zijn hoedanigheid van bestuurder en niet in zijn hoedanigheid van aandeelhouder.

Bij gebreke van concrete aanwijzingen voor het tegendeel, moet er derhalve van worden uitgegaan dat de in het dictum van het bestreden vonnis vermelde stukken zijn opgevraagd bij en aan de deskundige zijn verstrekt door de vennootschap zelf.

Bijzondere omstandigheden daargelaten, gaat het te ver om een individuele aandeelhouder te verplichten informatie van de vennootschap op te vragen (voor zover hij daarop al aanspraak heeft) om deze vervolgens aan de deskundige en, op de voet van artikel 198 Rv, aan de wederpartij te verstrekken, terwijl ook op de vennootschap zelf al een verplichting rust tot het ter beschikking stellen van deze gegevens aan de deskundige.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag aan onze advocaat ondernemingsrecht over het ondernemingsrecht, over het contractenrecht, over bestuurdersaansprakelijkheid, over aandeelhouders of over de uitstoting of uitkoop van aandeelhouders of over de geschillenregeling in het vennootschapsrecht, belt u dan gerust onze advocaat ondernemingsrecht op 020-3980150.

Wilt u meer weten over aandeelhouders in het vennootschapsrecht, bezoek dan onze website over het ondernemingsrecht. Klik dan hier.