De advocaat-generaal bij de Hoge Raad heeft op 15 februari 2019 de mogelijkheden van het opleggen van een dwangsom besproken.

Ingevolge art. 611a lid 1 Rv kan een dwangsom niet worden opgelegd in geval van een veroordeling tot betaling van een geldsom.

Nakoming bij koop. Opleggen van een dwangsom. Dwangsom mogelijk bij de verplichting tot de terugbetaling van een koopsom?

Art. 611a lid 1 Rv berust op de Benelux-Overeenkomst houdende eenvormige wet betreffende de dwangsom en komt overeen met art. 1 lid 1, tweede zin, van die eenvormige wet. In de gemeenschappelijke memorie van toelichting bij genoemde Benelux-Overeenkomst valt het volgende te lezen:

“…dat een dwangsom ten doel heeft werkelijke nakoming van een verbintenis te verzekeren, terwijl in het geval van veroordeling tot betaling van een som geld, voldoening aan de veroordeling met behulp van de gewone executiemiddelen kan worden verkregen”.

Hieruit valt te concluderen dat de in de tweede zin van art. 611a lid 1 Rv vervatte uitzondering enkel is geschreven voor geldsombetalingsgevallen waarin voldoening aan de veroordeling door middel van rechtstreekse executie kan worden verkregen en dat dat het geval is wanneer een partij wordt veroordeeld tot betaling van een geldsom aan een wederpartij.

In die gevallen, waarin de voldoening aan een veroordeling tot betaling van een geldsom door het leggen van verhaalsbeslag door de deurwaarder kan worden verkregen, bestaat er in zoverre geen behoefte aan een dwangsom, die immers wordt beschouwd als een dwangmiddel om de uitvoering van een rechterlijke uitspraak te verkrijgen.

In hoofdlijn is de gedachte dus dat een dwangsom in de door art. 611a lid 1, tweede zin, Rv bestreken gevallen niet mogelijk is, omdat daaraan vanuit executieperspectief geen meerwaarde toekomt.

In de niet door deze regel bestreken gevallen heeft een dwangsom juist wél meerwaarde.

In deze lijn heeft de Hoge Raad recentelijk geoordeeld dat een dwangsom kan worden opgelegd bij een veroordeling tot medewerking aan de teruglevering van onroerend goed tegen terugbetaling van de koopsom, omdat aan de schuldeiser geen middelen ten dienste stonden om (terug)betaling van de koopsom door rechtstreekse tenuitvoerlegging te bewerkstelligen en in een soortgelijke zaak dat alleen dan voor oplegging van een dwangsom geen plaats is, indien de schuldeiser betaling van de geldsom kan bewerkstelligen door rechtstreekse executie, dus zonder dat daartoe in enigerlei vorm de medewerking van de schuldenaar is vereist.

Art. 611a lid 1 Rv staat dus niet altijd in de weg aan het opleggen van een dwangsom bij een verbintenis tot betaling van een geldsom.

Dat is enkel het geval wanneer de schuldeiser de betaling kan bewerkstelligen door rechtstreekse executie, dat wil zeggen zonder enigerlei vorm van medewerking van de schuldenaar.

Kan de schuldeiser geen betaling van de geldsom bewerkstelligen door rechtstreekse executie, en is hij dus afhankelijk van de medewerking van de schuldenaar, dan heeft het opleggen van de dwangsom wel een meerwaarde. In dat geval kan met behulp van een dwangsom uitvoering van de rechterlijke uitspraak worden verkregen. Art. 611a lid 1 Rv levert dan geen obstakel op.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag aan onze advocaat contractenrecht over het ondernemingsrecht, over het contractenrecht, over bestuurdersaansprakelijkheid, over aandeelhouders of over de uitstoting of uitkoop van aandeelhouders of over de geschillenregeling in het vennootschapsrecht, belt u dan gerust onze advocaat contractenrecht op 020-3980150.

Wilt u meer weten over het contractenrecht of het ondernemingsrecht, bezoek dan onze website over het ondernemingsrecht. Klik dan hier.