Van onze advocaat bestuurdersaansprakelijkheid. Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft op 22 januari 2019 uitspraak gedaan over bestuurdersaansprakelijkheid. De schuldenaar, de bestuurder in privé, had een aanzienlijk bedrag van de vennootschap geleend. De bestuurder had, toen de vennootschap in zwaar weer kwam te verkeren, de schuldenaar (de bestuurder in privé) moeten aanspreken tot terugbetaling van lening en had moeten trachten de vordering te incasseren.

Het uitblijven van deze inspanningen, terwijl de bestuurder niet heeft uitgelegd dat en waarom deze inspanningen zijn uitgebleven of geen resultaat zouden hebben gehad, betekent dat de bestuurder zodanig onzorgvuldig heeft gehandeld dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.

In de grief betoogt appellante, voor zover hier van belang, dat het niet geheel of gedeeltelijk terugbetalen van de geldlening door geïntimeerde aan de holding een grond voor aansprakelijkheid van geïntimeerde als bestuurder van de holding oplevert, omdat geïntimeerde ter zake een ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt.

Naast schuldenaar van de holding was geïntimeerde ook statutair bestuurder en enig aandeelhouder van de holding.

Enerzijds behartigde geïntimeerde zijn privébelangen, als schuldenaar van de geldlening van de holding en aandeelhouder van de holding; anderzijds moest hij als bestuurder van de holding de zelfstandige belangen van de holding ten opzichte van zichzelf in privé behartigen.

Geïntimeerde had zich onder deze omstandigheden niet enkel door zijn privé belang mogen laten leiden, maar had als bestuurder van de holding pogingen moeten ondernemen om de vordering van de holding op geïntimeerde te incasseren, om met de opbrengst daarvan crediteuren van de holding te voldoen. Elke andere bestuurder had onder de gegeven omstandigheden pogingen ondernomen om de vordering van de holding op de geïntimeerde te incasseren.

Geïntimeerde verweert zich met de stelling dat de kantonrechter met juistheid heeft geoordeeld dat de omstandigheid dat geïntimeerde zijn persoonlijk belang voor heeft laten gaan op dat van de schuldeisers van de holding, door niet af te lossen op zijn lening, op zichzelf onvoldoende is om aan te kunnen nemen dat sprake is geweest van een persoonlijk ernstig verwijt.

Voorts heeft de kantonrechter volgens geïntimeerde terecht geoordeeld dat niet kan worden aangenomen dat het faillissement veroorzaakt is door het opnemen, dan wel niet terugbetalen van de lening door geïntimeerde.

Bestuurdersaansprakelijkheid. De bestuurder had in privé een aanzienlijk bedrag van de vennootschap geleend. Had de bestuurder, toen de vennootschap in zwaar weer kwam te verkeren, de schuldenaar moeten aanspreken tot terugbetaling van de lening?

De rechter oordeelt als volgt.

Het hof stelt voorop dat wanneer een schuldeiser van een vennootschap is benadeeld door het onbetaald en onverhaalbaar blijven van diens vordering er ook grond kan zijn, naast de aansprakelijkheid van de vennootschap, voor aansprakelijkheid van degene die als bestuurder (i) namens de vennootschap heeft gehandeld dan wel (ii) heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt.

In beide gevallen mag in het algemeen alleen dan worden aangenomen dat de bestuurder jegens de schuldeiser van de vennootschap onrechtmatig heeft gehandeld, waar hem, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in artikel 2:9 BW, een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt.

Uit de stukken van het geding blijkt dat de holding op 31 december 2010 een vordering had op haar bestuurder geïntimeerde ter hoogte van € 525.030,-. Voorts blijkt dat de vordering van de holding op geïntimeerde, uit hoofde van geldlening, in het boekjaar 2010 met € 54.320,- is toegenomen. Over de jaren 2011 en 2012 zijn geen jaarstukken van de holding in het geding gebracht.

Het hof gaat er dan ook van uit dat ook in januari 2012 de holding nog een substantiële vordering had op geïntimeerde. Naar het oordeel van het hof had geïntimeerde in zijn rol van bestuurder van de holding op het moment dat de holding niet meer aan haar betalingsverplichtingen, zoals het betalen van de huur in januari 2012 aan appellante, kon voldoen, geïntimeerde in privé als schuldenaar moeten aanspreken tot het (gedeeltelijk) terugbetalen van de lening.

Uit de stellingen van geïntimeerde leidt het hof af dat geïntimeerde als bestuurder daartoe niet is overgegaan. Door geïntimeerde is niet toegelicht waarom hij dat niet heeft gedaan. De niet van een deugdelijke onderbouwing voorziene stelling van geïntimeerde dat het hier enkel “een lening op papier” betrof en dat, zo begrijpt het hof zijn stellingen, het aanspreken door de holding van geïntimeerde in privé geen zin zou hebben, is door geïntimeerde niet toegelicht.

Door geïntimeerde is geen inzicht gegeven in zijn persoonlijke financiële situatie, op grond waarvan zou kunnen worden vastgesteld dat het aanspreken van geïntimeerde in privé op (gedeeltelijke) terugbetaling van de lening in januari 2012 zinloos was geweest. De stelling van geïntimeerde dat de cijfers van de holding niet kloppen, omdat de holding nog € 2.000.000,- tegoed zou hebben van Metaal B.V. is door geïntimeerde evenmin adequaat toegelicht.

Het door geïntimeerde overgelegde, uiterst summiere debiteurenoverzicht acht het hof daartoe onvoldoende. Van geïntimeerde mocht, gelet op het feit dat de holding niet meer aan zijn betalingsverplichtingen kon voldoen, verwacht worden dat hij als bestuurder ten behoeve van de vennootschap de schuldenaar zou aanspreken tot terugbetaling en zich zou inspannen tot het incasseren van de vordering die de vennootschap had op geïntimeerde in privé.

Met het uitblijven van deze inspanningen handelde geïntimeerde als bestuurder ten opzichte van appellante zodanig onzorgvuldig dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.

Geïntimeerde als bestuurder had redelijkerwijze behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat de holding haar verplichtingen ten opzichte van appellante niet meer zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden.

Dat niet kan worden vastgesteld dat het faillissement van de holding niet is veroorzaakt door het opnemen van, dan wel niet terugbetalen van de lening, acht het hof in dit verband niet doorslaggevend.

Het ernstige verwijt zit erin dat van geïntimeerde als bestuurder mocht worden verwacht dat hij, op het moment dat de holding in zwaar weer kwam te verkeren en haar eigen betalingsverplichtingen niet meer kon nakomen, de positie van de vennootschap zou trachten te verbeteren (en het tekort aan liquiditeiten zou trachten op te heffen) middels het aanspreken van de schuldenaar (geïntimeerde in privé) op wie de holding nog een aanzienlijke vordering had.

Bij gebrek aan gemotiveerde verweren zijdens geïntimeerde die het hof tot een ander oordeel kunnen leiden, gaat het hof er van uit dat de holding, als zij geïntimeerde had aangesproken op de hiervoor geschetste wijze, met de aldus verkregen middelen haar schuld aan appellante had kunnen voldoen.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag over het ondernemingsrecht, over bestuurdersaansprakelijkheid, of over geschillen tussen aandeelhouders en bestuurders van een onderneming, belt u dan gerust onze advocaat bestuurdersaansprakelijkheid op 020-3980150.