Van onze advocaat bestuurdersaansprakelijkheid. De Rechtbank Rotterdam heeft op 24 mei 2017 uitspraak gedaan over de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad van bestuurders.

Bij de beoordeling van de vraag of de bestuurder van de onderneming een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens eiseres stelt de rechtbank het volgende voorop.

Bestuurdersaansprakelijkheid in het ondernemingsrecht

In Hoge raad, 5 september 2014, NJ 2015, 22 is het volgende overwogen over de externe persoonlijke aansprakelijkheid van een bestuurder van een vennootschap. Indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, is uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade.

Onder bijzondere omstandigheden is evenwel, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.

Aldus gelden voor het aannemen van aansprakelijkheid van een bestuurder naast de vennootschap hogere eisen dan in het algemeen het geval is. Een hoge drempel voor aansprakelijkheid van een bestuurder tegenover een derde wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid dat ten opzichte van de wederpartij primair sprake is van handelingen van de vennootschap en door het maatschappelijk belang dat wordt voorkomen dat bestuurders hun handelen in onwenselijke mate door defensieve overwegingen laten bepalen.

Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt als zojuist bedoeld kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval.

Indien de bestuurder namens de vennootschap een verbintenis is aangegaan en de vordering van de schuldeiser onbetaald blijft en onverhaalbaar blijkt, kan persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder worden aangenomen indien deze bij het aangaan van die verbintenis wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden, behoudens door de bestuurder aan te voeren omstandigheden op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat hem persoonlijk ter zake van de benadeling geen ernstig verwijt kan worden gemaakt (zie onder meer Hoge Raad, 6 oktober 1989, NJ 1990, 286 (Beklamel) en Hoge Raad, 8 december 2006, NJ 2006, 659 (Ontvanger/Roelofsen).

In de kern houdt dit zogenoemde ‘Beklamelcriterium’ de eis in dat de bestuurder bij het aangaan van de verbintenis wist of behoorde te begrijpen dat de schuldeiser van de vennootschap als gevolg van zijn handelen schade zou lijden.

Heeft u vragen over de aansprakelijkheid van bestuurders in het ondernemingsrecht of over de aansprakelijkheid van een onderneming of vennootschap, belt u dan gerust onze advocaat bestuurdersaansprakelijkheid op 020-3980150.